Het stuk gaat over de familie Biederlack. Vader is een ex-kolonel die nog steeds op militaristische wijze zijn directe omgeving tiranniseert. Zijn vrouw is zorgzaam en volgzaam. De huwbare dochter Maria wringt zich in allerlei bochten om haar geliefde Jan te kunnen ontmoeten. Ze willen trouwen, maar hoe toestemming van de kolonel te verkrijgen? Jan is doodsbenauwd om Maria’s vader onder ogen te komen. De knecht Hendrik tracht het iedereen naar de zin te maken, maar het blijkt dat ook hij als het maar even kan zijn eigen gang gaat: het geluid van een fietsbel klinkt buiten en wég vliegt Hendrik. Op de dag dat Jan dan eindelijk de stoute schoenen zal aantrekken en om Maria’s hand zal vragen, dient zich nog een aanbidder aan. De kolonel wil van beide jongemannen niets weten, verzet zich met hand en tand tegen hun bezoek, maar moet tenslotte het onderspit delven en toegeven: Maria mag met Jan trouwen.