Rechten aan te vragen bij: | www.stichtingbredero.nl |
Verplichte afname: | 4 stuks (tenzij bijbestelling of digitaal manuscript) |
# Pagina's: | 96 |
Decor (toelichting): | een bankje in het groen |
Victor is een goedgebekte, intelligente man van in de zeventig. Gezeten op een bankje in het park houdt hij een monoloog over de lente. Hij vindt alles volslagen nutteloos en aanstellerig aan dit jaargetijde. Zelfs het gezang van de vogels irriteert hem: 'Zingen? Noemen ze dat zingen? Het is duidelijk dat Victor geen vrolijke kijk op het leven heeft. Een paar herfsten zou hij nog mee willen maken en een winter, met een flesje cognac in de binnenzak. Maar verder hoeft het niet meer voor hem.
Hetzelfde relaas doet hij tegenover een vrouw die naast hem komt zitten. Ook beklaagt hij zich op openhartige wijze over zijn echtgenote. De vrouw naast hem plaatst enkele cynische opmerkingen. Dan blijkt dat zij de echtgenote is waarover Victor moppert. Het parkje blijkt zijn eigen tuin te zijn.
Victor is een beetje in de war, kampt met dementie. En het tragische is, dat hij het zelf weet. Hij probeert zijn vergeetachtigheid op allerlei manieren te verbergen. Zijn fascinatie voor taal speelt hierbij een rol. 'Taal is het enige dat ik nog heb', zegt hij op een bepaald moment. Toch voelt hij haarscherp aan dat de taal hem door de vingers glipt. Hij probeert er alles aan te doen om de woorden vast te houden. Dit uit zich in lange tirades. Buurvrouw Eva, zijn vrouw Charlotte en dochter Julia zijn de toehoorders. Charlotte wordt bij tijd en wijle gek van haar man. Julia vindt het treurig haar vader af te zien glijden en wil graag helpen. Wanneer haar vader zich bepaalde zaken niet meer herinnert, speelt zij het spelletje mee. Eva ziet in Victor een charmante man en mogelijke vervanger van haar overleden echtgenoot...